In 1962 werd aan de schrijver Jan Mens een Liber Amicorum aangeboden ter gelegenheid van zijn 65e verjaardag. A. den Doolaard beschreef in zijn bijdrage aan '65 jaar Mens onder de mensen' zijn eerste ontmoeting met Jan Mens, toen nog een werkloze meubelmaker.
Portret Jan Mens (uit: '65 jaar Mens onder de mensen')
Het was, als ik mij goed herinner,in 1935 dat ik met Jan Mens kennismaakte. Ik werkte toen sinds enige tijd bij 'Het Volk' als reisredacteur, en tussen twee buitenlandse reizen in was ik, om bezig te blijven, aan een reportage begonnen over de werkloosheid - het grote economische probleem van de dertiger jaren. Ik probeerde het allereerst te benaderen van de menselijke kant; aan gesprekken met slachtoffers van Colijn' s aanpassingspolitiek had ik meer dan aan bladzijden vol statistieken. Een van de vakbondsredacteuren nam mij mee naar een café, waar hij mij voorstelde aan een forse, blonde kerel, een werkloos meubelmaker. In een paar uur tijd kwam ik toen meer aan de weet dan in de paar weken daarvoor; want deze stempelaar, één uit een horde van honderdduizenden, wist mij duidelijk te maken waarom er zovelen kapotgingen. De gulden bleef gaaf, maar de harten werden geschonden. De aandelen bleven hoog genoteerd, maar de koerswaarde van het menselijk wezen zakte. De verbittering om de schuldloze uitgeworpenheid stond diep gebeiteld in de trekken van de jonge man, die mij in sappig Amsterdams vertelde hoe de vretende ellende van het stempelen langzaamaan zelfs de opstandigsten kapotknauwde.
Maar opstandigheid was toen niet in de mode, zelfs niet bij 'Het Volk'. Over de felle reportage kreeg ik vele bezorgde en wijze woorden te horen. Op een zaterdagmiddag nam ik op het Rokin een foto van Jan Mens, pal voor de hoge deuren van de Nederlandse Bank, de tempel waar de gave gulden aanbeden werd. 'De arbeider staat voor de poort, maar de poort blijft dicht' luidde het onderschrift.
Bij het NVV waren ze toen kwaad, en zelfs de goedige hoofdredacteur Ankersmit kreeg bedenkelijke rimpels in zijn voorhoofd. Maar als ik het anders geschreven had zou ik mijn nieuwe vriend, de werkloze meubelmaker, verraden hebben.
Op de voorgrond van de foto stond de brede, onverzettelijke rug van Jan Mens. En het is ook die onverzettelijkheid die hem gemaakt heeft tot wat hij vandaag is. Een paar jaar later, toen ik met mijn vrouw tussen reizen in een groot bos bij Huis ter Heide woonde, kwam hij herhaaldelijk bij ons. Hij maakte een laag tafeltje en een bankje voor ons - prima vakwerk, waar je vandaag naar zoeken kan. Op een herfstdag, toen hij bezig was een zaagbok voor me in elkaar te zetten, zei hij ineens: 'Zeg, ik heb zo es wat opgeschreven; zou je dat willen lezen?' Wat hij toen uit zijn tas haalde, was het manuscript van 'Mensen zonder geld'.
Ik las het de dag daarop aan één ruk uit. 'Mensen zonder geld' was meer dan zomaar een roman: een 'document humain'. 'Maar wat moet ik daar nu mee aan?' vroeg Jan bij ons volgende gesprek. Ik had net ergens gelezen dat de N.V. Kosmos een romanprijsvraag voor eerstelingen had uitgeschreven. 'Dadelijk insturen!' zei ik, en ondanks zijn sceptisch lachje heeft hij het gelukkig gedaan. Wijlen Dirk Coster, met wie ik bevriend was, zat in de jury, en ik schreef hem een briefje dat ik hem natuurlijk niet beïnvloeden wilde enzovoorts, maar dat er bij de inzendingen een manuscript was waarvoor ik zijn bijzondere aandacht vroeg.
Ongetwijfeld had 'Mensen zonder geld' ook zonder dat briefje de Kosmos-prijs gekregen. Maar de prijswinnaar was nog steeds een mens zonder geld. Met een geleende habbekrats, net toereikend voor een enkele reis, toog hij van Mokum naar Delft, waar de prijs zou worden uitgereikt.
Onderweg droomde hij afwisselend van een grote gonjezak met duizend harde guldens, van vlugge vingers die honderd muntjes van tien voor hem uittelden, of tien krakende briefjes van honderd. Maar wat hij tot zijn vervaarlijke onthutsing in handen kreeg was een voor hem op
dat ogenblik volslagen waardeloos papiertje, een cheque waar hij geen treinkaartje voor kopen kon, terug naar zijn geliefde Amsterdam ...
Ja, beste vriend Jan Mens, de tijden zijn wel veranderd. Elk beunhaasje verdient, zonder behoorlijk zijn vak geleerd te hebben, tegenwoordig in een maand meer dan jij toentertijd in een jaar bij elkaar stempelde. Maar jij bent gebleven wat je was: een man met vaktrots. Je zet je boeken hecht in elkaar, je beult je er op af, en daarom ben ik trots op je. Proficiat! nog vele jaren, en nog vele boeken!
A. DEN DOOLAARD
In de biografie 'Dronken van het Leven' staat een foto waarop A. den Doolaard en zijn vrouw Wampie hout aan het zagen zijn op een zaagbok, bij hun huis in Huis ter Heide. Het is ongetwijfeld de zaagbok die Jan Mens in elkaar aan het zetten was, toen het manuscript van 'Mensen zonder geld' voor het eerst ter sprake kwam...
Gerelateerd
In Het Stenen Huis schreef Den Doolaard zijn boek Wampie.