Verslag heenreis - 26 en 27 mei
Rondje om het meer van Ohrid - 28 mei 2006
Het water van de douche is inderdaad niet warm. Sterker nog, het is KOUD. Gelukkig schijnt de zon en wordt het al snel erg warm, zo warm dat zelfs André niet aan uitslapen toekomt.
© foto: Albert Koevoet, 2006
Al vroeg gaan we op pad, om een rondje rond het meer van Ohrid te rijden. Omdat het zondag was, is onze eerste stop wel een toepasselijke: de kerk van het klooster van Sveti Naum. Langs allerlei Macedonische dagjesmensen die aan de hamburgers zitten, lopen we het laatste stukje naar het kloostercomplex. Wat een prachtige kerkje! De beheerder die aan de ingang zit, komt ons achterna de kerk in, om ons een engelstalig boekje over de kerk en de omgeving in handen te drukken. Hij neemt alle tijd om ons te vertellen over de geschiedenis van het klooster en de wonderen die aan de heilige Naum worden toegeschreven. In een uitvoerig beschilderde zijbeuk van de kerk toont hij ons het graf van de heilige Naum, waar Doesjka in 'De bruiloft der zeven zigeuners' bidt om Branko terug te vinden. De kerk wordt ook nu nog druk gebruikt door Macedoniërs om te bidden, het is echt een plaats van bezinning en gebed. Bij het terugbrengen van het geleende boekje worden we door de beheerder getracteerd op een glas rakija, dat ondanks het vroege uur goed smaakt. In een fotoserie van John Peeters, die twee weken eerder met zijn vrouw door Macedonië reisde, herkende ik deze gastvrije beheerder toevallig.
Dit kerkje komt ook voor in 'de bruiloft der zeven zigeuners'
© foto: Albert Koevoet, 2006
We gaan verder, op naar de Albanese grens. Bij de grens pikken we twee lifters op, een Albanese moeder en haar zoon, die 's morgens vroeg naar Sveti Naum zijn gewandeld om daar te bidden, en nu weer naar huis lopen, zo'n 12 kilometer verderop. En dat bij een temperatuur van rond de dertig graden. Bij de grens blijkt het makkelijker om Macedonië uit te komen (al vraagt de grensbeamte zich duidelijk af wat twee toeristen uit Nederland in Albanië te zoeken hebben) dan om Albanië in te komen.
Nadat we eerst de auto aan een 'veterinaire inspectie' moeten laten onderwerpen (kosten: anderhalve euro), komen onze papieren aan bod: paspoorten, rijbewijs, groene kaart, kentekenbewijs, en nog is het niet genoeg. Probleem is dat de auto niet op mijn naam staat, maar op naam van de leasemaatschappij. Ze willen een originele verklaring van de leasemaatschappij waarin staat dat ik de auto mag berijden. Tsja. Even bladeren in de map met autopapieren levert niet het verlangde document op, wel een briefje van de leasemaatschappij over de nieuwe brandstofdeclaratie formulieren. Omdat zowel het briefhoofd van de leasemaatschappij als mijn naam- en adresgegevens erop staan, besluit ik het erop te wagen. Ze kunnen toch niet lezen wat er staat. De truc lukt, we mogen naar binnen. Waar doet me dit toch aan denken? Wel moet er eerst nog een officieel document opgesteld worden, waarmee we bij het verlaten van Albanië kunnen aantonen dat we de auto ook bij binnenkomst in Albanië bij ons hadden. Er komen heel wat stempels aan te pas, maar dan is dat ook weer in orde. We betalen 10 euro voor ons visum voor één dag, en na controle van de kofferbak krijgen we na drie kwartier eindelijk toegang tot Shqipëri (de officiële naam voor Albanië volgens de folder die we bij de grens uitgereikt krijgen).
© foto: Albert Koevoet, 2006
Met onze lifters Matias en Konstantine achterin vervolgen we onze route langs het meer van Ohrid. De weg is deels geasfalteerd, maar vol gaten en kuilen. Wat verder opvalt in Albanië is het grote aantal bunkers dat we passeren. In Pogradec, waar onze lifters wonen, worden we door hen uitgenodigd op de koffie. Nadat we de auto hebben geparkeerd -naast een bunker-, worden we gastvrij ontvangen. Er worden lekkere hapjes klaargemaakt, de fles rakija komt op tafel; 'Prosit!', er wordt zelfs nog snel wat lekkers in huis gehaald, en ondertussen praten we in het Enges over van alles: auto's, gebed, toerisme, onze reis, familie, de 'boenkers' van Enver Hoxha, de kans op economisch herstel in Albanië, gastarbeid en zelfgestookte drank. Matias begrijpt wel dat ik nog moet rijden en dus niet kan drinken, daarom krijgt André van hem telkens een dubbele portie. Cheers! Matias heeft op school Frans gehad en zichzelf met behulp van een leerboek Engels geleerd, en vindt het heerlijk om deze vaardigheden in praktijk te kunnen brengen. De fotoboeken worden erbij gehaald wanneer het over de familie gaat, en zo vordert de tijd al aardig. Tot teleurstelling van Matias en Konstantine moeten we weer verder, we moeten tenslotte dezelfde dag Albanië weer uit, en we hebben nog een stuk voor de boeg. Wanneer we vertrekken krijgen we een grote fles zelfgestookte rakija mee van Matias en twee gehaakte kleedjes van Konstantine. Gelukkig heb ik een typisch Nederlands pak stroopwafels in de auto liggen, die ik samen met een fles drank en sigaren aan onze gastvrije vrienden kan aanbieden. Tot slot krijgen we van Matias nog zijn 06 nummer, voor het geval we in Albanië ergens problemen mee krijgen, dan mogen we altijd bellen.
© foto: Albert Koevoet, 2006
Niet ver van het huis van Matias en Konstantine parkeren we de auto en lopen langs het meer door het park van Pogradec. We zijn het erover eens dat we iets unieks ervaren hebben: echte gastvrijheid, zoals die in onze samenleving niet meer voorkomt. Stel dat ik in Nederland twee Albanezen ontmoet, neem ik die dan meteen mee naar huis, onthaal ze op lekker eten en drinken, en geef ze tot slot mijn nummer om me te bellen wanneer ze in de problemen zitten? En dan zijn hun omstandigheden heel wat minder riant dan de onze, André wilde in de keuken even zijn handen wassen en ontdekte dat ze niet eens over stromend water beschikten...
© foto: John Peeters. Bekijk meer foto's van John Peeters
We vervolgen onze route, na Pogradec is de weg goed te berijden. Schitterende huizen en kapotte bouwvallen wisselen elkaar af. De weg ligt pal naast het meer en overal staan jongens met nog spartelende vissen in hun handen die ze ons te koop aanbieden. De bunkertjes die overal in het landschap staan, beginnen al te wennen. Bij het eerste ezelskarretje dat ons tegemoet komt, kijken wij net zo verbaasd naar de ezelskar als de berijder ervan naar ons Nederlandse kenteken kijkt.
© foto: Albert Koevoet, 2006
Om de Albanese economie te ondersteunen besluiten we op het terras van één van de vele restaurantjes aan het meer te lunchen. Op het menu staat, hoe kan het ook anders, Ohrid forel (een vissoort die alleen in het meer van Ohrid voorkomt). We nemen er de tijd voor en genieten van het heerlijke en overvloedige eten, het uitzicht over het meer en de bergen op de achtergrond, en laten het thuisfront even weten dat alles prima gaat met ons. Bij het afrekenen heeft de ober meteen een goede dag (wat moeten wij nou met Albanese Leks als wisselgeld?). We vervolgen onze weg, die nu begint te stijgen. Na de grensovergang met Macedonië, die we dit keer zonder al te veel vertraging passeren, volgt een lange en stijle afdaling. Dwars door Struga rijden we terug naar Ohrid.
© foto: Albert Koevoet, 2006
Na deze rondrit is het hoog tijd om Ohrid beter te leren kennen. We parkeren de auto weer op het plein bij het haventje en al slenterend komen we bij het pleintje waar de eeuwenoude plataan, waaronder den Doolaard in de jaren dertig nog koffie heeft zitten drinken, nog altijd staat. De boom was eind vorige eeuw ziek en bijna omgehakt, maar de boom, die al eerder als bijnaam 'de Tovenaar' kreeg, staat er nog steeds. Wel is de boom flink onder handen genomen door een boomchirurg.
© foto: Albert Koevoet, 2006
Op een terras dichtbij de haven genieten we van de heerlijke avond en de mensen die aan ons voorbij trekken. Het lijkt wel of heel Ohrid deze avond heeft uitgekozen om een ommetje langs het haventje te maken. Voordat de zon echt onder gaat lopen we naar het kerkje van Sv. Jovan Kaneo, even buiten Ohrid op een rots aan het meer. Het is een betoverende plek, zeker met een ondergaande zon op de achtergrond. Een prachtige plek ook voor twee hoofdpersonen uit een liefdesroman om elkaar te ontmoeten...
© foto: Albert Koevoet, 2006
Voor we weer terugrijden naar de camping besluiten we even de plek te zoeken waar morgen het monument onthuld gaat worden. Al snel vinden we de plek, aan het water, recht voor Hotel Milenium. Er wordt nog druk aan gewerkt door een aantal bouwvakkers, dus besluiten we te gaan informeren of het allemaal wel gaat lukken om op tijd klaar te zijn. De persoon die we hierover aanspreken, Ljupco Todorovski, blijkt bestuurslid te zijn van de Nederlands-Macedonische Kamer van Koophandel. Hij heeft er alle vertrouwen in dat het gaat lukken met de werkzaamheden, en informeert naar onze achtergrond. Wanneer we de naam noemen van Peter Bosse, de organisator achter het monument, en vertellen dat we speciaal voor de onthulling van het monument uit Nederland naar Ohrid zijn komen rijden, nodigt hij ons uit om achter hem aan naar het hotel te rijden waar Peter op dat moment verblijft. Met snelle vaart rijden we even later achter hem aan naar hotel Inex Gorica. Daar ontmoeten we Peter, die in gezelschap van een aantal Nederlandse journalisten en Macedonische leden en medewerkers van de Kamer van Koophandel na zit te tafelen op het hotelterras.
© foto: André Krijtenburg, 2006
We worden met gejuich begroet, zijn wij nou die gekken die eerst 2500 kilometer rijden en dan primitief in een tent op een camping gaan zitten, terwijl ze net zo goed hadden kunnen vliegen en in een goed hotel ondergebracht kunnen worden? Inderdaad jongens, die gekken zijn wij. We maken kennis met iedereen, en worden aan tafel genodigd. De Nederlandse journalisten (Telegraaf, Wereldomroep, Radio 1) zijn net per vliegtuig gearriveerd, en zijn benieuwd naar onze belevenissen. We schetsen in het kort onze reiservaringen en de belevenissen in Albanië eerder die dag. Allemaal zijn ze benieuwd hoe ik in de ban van A. den Doolaard ben geraakt. Ik probeer het uit te leggen, maar heb toch het gevoel dat het nauwelijks uit te leggen is: zijn het zijn romans? Nee, niet alleen dat, maar veel meer de combinatie van zijn leven en zijn werk, en ook de onderwerpen waarover hij schreef. Moeilijk om dat in oneliners over te brengen. Later gaat het niet meer alleen over den Doolaard, maar meer over de Balkan. Onder het genot van een goed glas wijn genieten we van de prachtige nacht en de sterke verhalen. Alle aanwezigen hebben zo hun eigen ervaringen op de Balkan. Het is dan ook ver, ver na middernacht wanneer we terugkomen bij de camping. De poort is gesloten, zodat we over het hek moeten klimmen om bij de tent te komen.
Ohrid, rondleiding en onthulling - 29 mei
Verslag terugreis - 30 en 31 mei