Iets van de reputatie die A. den Doolaard had bij de gevestigde literaire orde eind jaren twintig klinkt door in de notulen (1928-1929) van het culturele genootschap de Rotterdamsche Kring, die bewaard worden bij het Gemeentearchief Rotterdam. Jo Otten-biograaf Rob Groenewegen deed onderzoek in dit archief en mailde mij onderstaande aantekeningen. Waarvoor hartelijk dank!!
A. den Doolaard sprak in november "over moderne poƫzie". Viel in voor Donkersloot, die wegens ziekte nog altijd in Zwitserland zat. Hij zou nog datzelfde jaar wegens zijn ziekte en verblijf aldaar bedanken als lid van De Kring. Donkersloot berichtte vanuit Zwitserland dat hij betwijfelde of Den Doolaard wel de geschikte man was voor dit onderwerp. Hij verwachtte dat Den Doolaard een enthousiaste lezing zou houden, maar "vermoedelijk met verbluffende meeningen en daverende onbillijkheden en op een brullende militante manier, zooals U dat al eens van Marsman mocht ondervinden." Volgens Donkersloot gebruikte Den Doolaard "nogal groote woorden" en was hij historisch niet geschoold. Donkersloot vond Binnendijk beter, die "serieuzer en bescheidener" was, wel wat academisch. Maar Nijhoff of Coster hadden zijn voorkeur, die zouden dan over de jongeren moeten spreken (brief september 1928).
Ook (de journalist-schrijver, AK) Jan Willem De Boer had zijn scepsis. Den Doolaard was wel "frisch", maar soms "een "tikje 'woest'". Maar altijd beter dan "Hennie Marsman en die Roomsche propagandist" (Asselbergs(=Anton van Duinkerken, AK)?). Men koos uiteindelijk toch voor Den Doolaard, die 25 gulden ving. De Kring raadpleegde overigens Ć©Ć©rst De Boer, om daarna te overleggen met Donkersloot.
Gerelateerd
Lezing over moderne poƫzie (Rotterdam, 1928)
Een voordrachtsavond in De Sirkel (Den Haag, 1926)
Het vuistrecht in de kunst (1932)