Onlangs (her)ontdekt: de tekst van de column die A. den Doolaard in 1974 schreef na een bezoek dat Toontje vanuit Amerika bracht aan de familie Spoelstra in Hoenderloo.
Toontje
Dezer dagen kwam onze vriend Toontje weer eens vanuit Los Angeles aandwalen. Nog steeds zo jong van uiterlijk dat het niet bij ons opkwam hem, nu dik in de veertig, eindelijk "Antoon" te noemen, hoewel hij wel een gezeten accountant is met vrouw, drie kinderen en een eigen huis. Toen ik in 1953 kennis met hem maakte bezat hij enkel een rugzak en een geweldige portie lef en levensmoed. Als correspondent voor deze bladen in Joegoslavië toevend kreeg ik toen opdracht om de toestanden in Griekenland te gaan verkennen. Op de toen nog doodeenzame weg tussen Ljubljana en Zagreb stopte ik voor de opgestoken duim van een lifter die zijn rug had opgeluisterd met een rood-wit-blauw vlaggetje. Waar hij heen wou? "Australië" zei hij zonder aarzelen, met een brede, vertrouwenwekkende glimlach vanuit zijn zonnige blonde koppetje dat mij, vroege vijftiger, zeer kinderlijk aandeed.
Wat moet je, zelf aardszwerver, op zo'n gedurfde programma-verklaring antwoorden? "Prima", zei ik, "dan kan je meeliften tot Athene". "Mieters", lachte hij, "alweer een stukkie zonder blaren". Waarom hij aan de zwerf was gegaan? "Een maand geleden m'n accountantsdiploma gehaald. Toen zei ik tegen mezelf: Toontje, nu of nooit. Eer je braaf gaat vastroesten in die pokkezaak van je vader en aan een meisje verslingerd raakt moet je eerst een stuk van de wereld zien". En nu was hij onderweg met een rugzak en honderd gulden.
Een klein jaar later kreeg ik een briefkaart van hem uit Sydney. "Ben er. Bijna verdorst in de Sindwoestijn. Een flikker van een Muselman wou me te lijf, en toen ben ik uit z'n vrachtauto gesprongen. In Bombay platzak. Raakte in kroeg verwikkeld in gevecht van een stel opiumsmokkelaars om de winstverdeling. Heb hun warwinkelboekhouding uitgezocht en verdiende daarmee m'n passage naar westkust Australië. Wou kangoeroes zien maar raakte dag in de bak omdat ik met autodieven had gelift, wist ik veel. Ben nu bouwvakker, spaar voor terugreis".
De terugreis voerde hem behalve over ons land ook door Duitsland, waar hij smoorverliefd werd op een Amerikaanse secretaresse, met wie hij zich een paar jaar later bij Los Angeles vestigde als accountant. Hij werd een echte Amerikaan en toch weer niet. Toen we op een middag aan de boterham zaten kwam hij onverwacht aan de telefoon vanuit Amerika's westkust: "Zit hier op een pokken-party die ik namens m'n baas moest geven. Allemaal maffe zakenlui, verveel me rot. Ik wou even een vertrouwde stem horen".
En die vertrouwdheid was er ook nu dadelijk weer. Hij was komen overwippen om zoals hij het zei "vóórafscheid" te nemen van zijn bedaagde moeder en een hele zwik dito omes en tantes. Hoe de zaken gingen? "Mieters. Ik ben nu zelfstandig en noem me accountant-brandweerman. Ik leef van boekhoudingen die in de prak raken door de computers. Man, de Amerikaan gelooft onvoorwaardelijker in machines dan een ouderling in God. Dan koppelen ze een ouderwetse boekhouding aan zo'n nieuwerwetse robot en als dan alles scheef loopt bellen ze Toontje". Hij lachte smakelijk en streek z'n kuif recht. "Dan kom ik als heer vermomd opdraven en acteer de expert".
En de toestanden zoals hij die zag? "Dat de zakenlui op dit moment matig vertrouwen hebben kan ik begrijpen. Maar dat driekwart van de jeugd na de periode van Vietnamprotesten hopeloos in elkaar gezakt is maakt me zorgelijk. Nergens interesse voor dan voor zuipen en hasj. En na een paar stikkies lopen ze met een godzalige stomme glimlach rond die mij de kriebels geeft. Toch wil ik niet uit Amerika weg. Vanuit m'n huis is het een kwartier rijden naar de wildernis. Hier is het me te benauwd, er is geen vrijheid".
We wandelden op dat moment over de hei bij mijn huis, hij gaf een schop tegen en van de dozijnen bordjes 'Niet betreden' en lachte zich krom toen mijn hond z'n poot oplichtte tegen een paal met een ellenlange verbodsbepaling. "Toontje", vermaande ik, "pas op voor eenzijdigheid. Net vertelde je me dat ieder verstandig mens bij jullie door de steden rijdt met de autodeuren op slot, vanwege de vele overvallen en dat je op de slaapkamer een geladen geweer hebt plus een pistool in het nachtkastje. Dat noem ik geen vrijheid maar vrijwillige opsluiting. Wij hier vergeten om de haverklap de keukendeur 's nachts af te sluiten". "Moet je in de stad proberen" schoot hij terug. "Heus, al onze misstanden krijgen jullie vijf jaar later". "Behalve dan zo'n boef als Nixon", onderbrak ik hem. "Die is voor jou", zei hij opeens ernstig. "En weet je waarom? Omdat de Amerikanen in de reclame geloven en een eigenwijze Hollander in z'n hart nooit".
A. DEN DOOLAARD
(De Gelderlander, 16 augustus 1974)
En over de naam 'Toontje' schreef de persoon in kwestie me onlangs vanuit Amerika in een PS van een mail, in zijn ietwat roestige (want al jarenlang ongebruikte) Nederlands: "Het was alleen maar Bob en Erie die mij Toontje noemden en heb ik daar geen bezwaar over".
Gerelateerde berichten
Toontje Hansen krijgt een lift van A. den Doolaard door Joegoslavië en Griekenland (1954)