Vorige maand (29 juli 2007) bezocht ik Boet Kokke, oud-journalist van de Gelderlander, thuis in Huissen. Ik vroeg hem naar zijn herinneringen aan zijn Gelderlander-collega A. den Doolaard.
Den Doolaard heeft nooit een vast dienstverband bij de Gelderlander gehad, maar schreef wanneer het zo uitkwam artikelen, losse bijdragen en columns voor deze krant. Op zich was het al een unicum dat in 1948 een niet-katholieke auteur artikelen voor een Rooms-Katholieke krant als de Gelderlander kon schrijven, maar den Doolaard kreeg van de flamboyante hoofdredacteur Louis Frequin ook nog eens alle ruimte.
Eerste ontmoeting
De eerste ontmoeting met den Doolaard staat Boet nog helder voor de geest. Boet moest destijds als aankomend journalist de stille uren op de krant vullen tussen de dag- en de nachtploeg. Bij het verlaten van het pand had de portier hem nog gemeld dat hij de kolenboer nog verwachtte, en dat deze de bestelde kolen in het 2e kolenluik op de binnenplaats moest storten. Toen er even later dan ook een man met het postuur en de uitstraling van een kolenboer op de redactiekamer verscheen, meldde Boet hem dat de kolen in het 2e luik gestort dienden te worden. Het bleek niet de kolenboer, maar de schrijver en Gelderlander-journalist A. den Doolaard...
Felle toon
Wat Boet goed was bijgebleven was de felheid, ook van toon, waarmee A. den Doolaard onrecht en vermeend onrecht in z'n artikelen te lijf ging. Deze werkwijze leverde in de loop van de tijd (Den Doolaard leverde vanaf 1948 meer dan 30 jaar bijdragen aan de Gelderlander) een aantal affaires op. Zo herinnerde Boet zich een serie artikelen over 'De hertenbaron', een hoge ambtenaar die op semi-legale wijze de beschikking zou hebben gekregen over een jachtterrein in de buurt van Hoenderloo, 'De witte showrijders' tegen de KLPD, die destijds patrouilleerde in open Porches en hem één of meer -in de beleving van den Doolaard onterechte- boetes hadden opgelegd, en de affaire van 't Sant. Toch was niets hem zo bijgebleven als de G3 affaire, al had dat wellicht ook met zijn eigen rol hierin te maken.
G3
Boet Kokke was in de vroege jaren zestig redacteur van G3, een maandblad voor de geestelijke verzorging van rooms-katholieke militairen. Dit blad, dat mede onder invloed van de latere caberetier Fons Jansen een steeds progressievere toon kreeg, werd half door de Katholieke kerk betaald en half door defensie. Boet had zijn collega A. den Doolaard om een bijdrage gevraagd, en die prompt gekregen. Maar wát voor een bijdrage voor een deels door defensie bekostigd blad! Den Doolaard trok in het artikel 'positief pacifisme' fel van leer tegen de atoombewapening, met zinsnedes als
"middelen, die er op berekend zijn om binnen minuten tijds hele wereldsteden als sigarenkistjes uit elkaar te rukken (...) Ik zou het een ietwat stompzinnig en treurig einde vinden van een groots experiment, dat de Schepper beslist anders bedoeld heeft toen hij de mens, behalve met goede en kwade aandriften en vernuft, toch ook met een zekere hoeveelheid verstand begiftigde. Daarom alleen al ben ik pacifist."
en
"de defensie (...) moet verdwijnen over de hele wereld, tot en met de laatste uniformknoop"!
Daarbij weigerde den Doolaard de toon van het artikel desgevraagd te matigen: Zó moest het erin, en niet anders!
Na beraad op de redactie van het blad werd het artikel toch geplaatst in het novembernummer van 1964, en dat leverde een mooie rel op. De commandant van de school voor reserveofficieren der infanterie in Ermelo beval zelfs dat de exemplaren van het blad van de leestafel verwijderd moesten worden, zo leren krantenberichten uit die tijd. De verantwoordelijke minister De Jong maakte dit verbod echter weer ongedaan, en wist uiteindelijk de zaak te sussen, onder het motto 'bij de krijgsmacht moet gelegenheid bestaan tot discussie over de atoombewapening'. Het zou de enige bijdrage van den Doolaard aan het blad G3 blijven...
Meiprijs
Een andere rel was de weigering van de Meiprijs in 1934 door A. den Doolaard. Hoewel dit van vóór Boets tijd dateert, wist Boet uit zijn hoofd de weigering van den Doolaard en de reactie daarop van Jan Engelsman, met wie Den Doolaard de prijs zou moeten delen, te citeren. Zijn vader had hem als kind deze reacties-op-rijm geleerd:
(A. den Doolaard:)
Liever eet ik brood met uien
bij de woeste Malisoren
dan een halve kroon te dragen
in de buurt van 's-Gravenhage
(Jan Engelman:)
Nu ik alleen voor de boel sta
dankzij het bedankje van Spoelstra
knap ik dat zaakje wel op
van die 500 pop
nu ook zonder
da'k op z'n smoel sla
Voor wie de verwijzingen niet kan thuisbrengen: op de site van de digitale bibliotheek voor de nederlandse letteren zijn de details over de geweigerde Meiprijs en een andere poëtische bijdrage van Engelman terug te vinden onder het kopje 'De laatste winnaar(s)'.
Foto's
Tot slot kreeg ik van Boet, die met zijn vrouw ook na de dood van Bob Spoelstra contact was blijven houden met Erie Spoelstra, een afdruk van een tweetal foto's. Op de hier getoonde foto zien we een nog jonge Bob Spoelstra en Erie Meijer. De foto is waarschijnlijk rond 1937 genomen. Boet roemde de onafhankelijke mening van Erie, en noemde haar "de stabiliserende factor in Bobs leven".
Boet, bedankt voor het fijne gesprek!
Bob en Erie Spoelstra, circa 1937
foto uit privébezit dochters Spoelstra, met dank aan Boet Kokke
Gerelateerd
Malissoren-lied over de Mei-prijs
Eigenzinnige vrienden - de vriendschap tussen A. den Doolaard en Louis Frequin