In zijn autobiografie Het leven van een landloper beschrijft A. den Doolaard hoe hij in februari 1930 met zijn gids Luc Couttet de eerste en enige winterse beklimming van dat jaar van de Mont Blanc maakte. Wat hij er niet bij vermeldde, was dat aan deze barre tocht ook een franse alpiniste deelnam.
Ik ontdekte deze tochtgenote in een krantenartikel uit Le Figaro van 27 februari 1930 (pagina 2, rechtsonder):
Vertaald staat er ongeveer het volgende (met dank aan Lenta Wamsteeker):
Een franse alpiniste, mevrouw Dubouy de Seygnoret heeft een geslaagde winterbeklimming van de Mont Blanc ondernomen bij een temperatuur van min veertig graden.
Chamonix, 26 februari. - De Mont Blanc is op 24 februari voor het eerst dit jaar (met moeite) beklommen door een karavaan van vier geharde skiërs, die te lijden hadden onder een buitengewoon hevige kou. Deze karavaan bestond uit mevrouw Maryvonne Dubouy de Seygnoret, Bob Spoelstra, bergbeklimmer uit Nederland en de gidsen Jacques Burnet en Luc Couttet. Bij haar terugkeer te Chamonix vernamen we uit de mond van mevrouw Seygnoret de details van deze hachelijke beklimming:
“We zijn begonnen met de Grands-Mulets, zondag 23 februari, gebruik makend van de skilift van de Aiguille du Midi naar de gletsjer. Na een goede nacht te hebben doorgebracht in de hut vertrokken we ’s morgens om 5.30 uur, ondanks een sterke wind en buitengewoon koud weer. Tot het grote plateau ging alles goed, die route is vrij beschut. Daar aangekomen, waren we van oordeel dat de storm ons niet zou toelaten om gebruik te maken van de bergkam op de verhoogde terreinen (?) ; daarbij, van richting veranderend deden we onze ski’s uit en beklommen de gletsjerblokken van de doorgang tot de Col de la Brenva. (?) De scherpe helling was als een serieuze verdedigingsmuur die tegenstand bood, terwijl de gidsen zonder ophouden moesten hakken ondanks de werkelijk buitengewone kou. Minstens veertig graden.
Een veldfles rum, die de gids Luc Couttet in de binnenzak van een Canadese met schapenvacht gevoerde jas had, bevroor volledig. Door onze goede uitrusting hadden we geen ernstige bevriezingsverschijnselen. Maar aangekomen op de top, om 13.15 uur, vertrokken we weer direct, ons weinig aantrekkend van het panorama, maar verlangend om een meer beschutte omgeving te vinden. De terugkeer verliep zonder incidenten, behalve de scheuren in enkele sneeuwbruggen. Mijn Nederlandse vriend, Bob Spoelstra, had last van pijnlijke bevriezingsverschijnselen aan zijn handen en gezicht.
Ik ben blij met mijn tocht omdat de topprestatie van Mlle Bouvier afgelopen winter me stimuleerde.”Zeker, de ontberingen van een winterbeklimming lijken franse alpinisten niet erg af te schrikken, die regelmatig de aanval wagen en er elke winter in slagen. We voegen eraan toe, dat de beklimming de hele dag via de telescoop gevolgd is door de mensen in Chamonix, die de karavaan niet zonder angst in de storm bezig zagen.
R.F.R.
In een volgend artikel meer over deze winterbeklimming.
Gerelateerd
De grote stilte - roman over de eerste beklimming van de Mont Blanc (1936)