In het april-nummer van Ons eigen tijdschrift deed A. den Doolaard in 1932 verslag van zijn reis door Andorra (pagina 178-180). Op deze voetreis werd hij vergezeld door zijn (eerste) vrouw, Daisy Spoelstra-Roulôt.
Zijn verslag Het Kampeer-Paradijs Andorra is voorzien van foto's die zijn gemaakt tijdens deze reis door Andorra. Een aantal van deze door A. den Doolaard gemaakte foto's werden in datzelfde jaar ook gebruikt voor het boek De wilden van Europa.
Een aantal korte stukjes uit het artikel:
Waarom gaan er zoveel Hollanders met vacantie naar het buitenland? Omdat er in Holland teveel bordjes met Art. 461 en "Verboden Toegang" zijn.
Andorra, de vrije republiek in het hartje van de Pyreneeën (...). Toen mijn vrouw en ik naar Andorra gingen, wisten we alleen dat je er Spaansch moest spreken, en met peseta's betalen; en verder dat het er vuil was, in de herbergjes tenminste.
Om in dit beloofde land te komen, moet je eerst over de 2400 M. hooge Col d'Envalira heen. Maar daar dit voor een deel ook net de drukke verkeersweg naar Spanje is, bestaat hij 's zomers uit een groote laagdrijvende wolk stof, waar de schimmen van dozijnen auto's doorheenschieten. Om het land in gepaste stilte en plechtigheid binnen te treden kozen we dus de oude vervallen karavaanweg over een nog 200 M. hoogere pas.
Het eerste dorp van distels en geel-zwarte huizen heette Soldeu. Maar toch waren we hier niet geheel van de beschaving afgesloten: op een groot model varkenshok hing een plank met "Telegrafia". Deze "telegrafia" bestond uit een telefoonhoorn die bediend werd door een dikke matrone; ook verkocht zij sardientjes, en als men haar heel lief aankeek, geitenkaas. Zoodra de zon weer doorkwam togen we in de schemering tegen de bergflank op, spreidden het waterdichte zeil uit, pootten in het halfdonker de tent neer, lieten de gaskoker brullen, en vielen onder de sterren in slaap.
Eén van de afbeeldingen bij het artikel heeft als bijschrift 'Ons kamp in Noord-Andorra' en toont het kleine dubbeldakstentje van het echtpaar Spoelstra in een bergachtig landschap, met naast dat tentje een vrouw waarvan het gezicht door de schaduw niet goed zichtbaar is: Daisy.
foto: A. den Doolaard
Op verre zwarte bergen lagen groezelige lappen sneeuw; maar dichtbij was alles groen, en ritsen populieren schoten wuivend langs een kabbelende beek omhoog. We kozen onze kampeerplaats naast een waterval, bemachtigden door middel van weinig kleingeld en veel gebarentaal een paar pond schapenvleesch benevens versche spruitjes, en gaven ons toen over aan het eenvoudig en verrukkelijk paradijsbestaan, dat alleen de echte kampeerder kent, die zich na twee nachten op de harde grond niet meer kan indenken dat hij ooit in een zacht bed geslapen heeft.