Op 7 november 1928 hield A. den Doolaard een lezing voor 'den Rotterdamschen kring' over moderne poëzie. De recensie de volgende dag in de Nieuwe Rotterdamsche Courant meldde:
"De hoorders van den heer Den Doolaard moeten gisteravond, dunkt ons, dankbaar gestemd naar huis gegaan zijn. De jonge kunstenaar met zijn krachtig gemodelleerd gezicht onder een pruik lang blond haar, zijn dichtersoogen, die telkens voorbij de werkelijkheid keken en zijn wonderen glimlach, sprak zoo oordaat zakelijk en zonder de geringste affectatie, dat hy onmiddellijk zijn gehoor gewonnen en een intieme sfeer geschapen had."
Gerelateerd
Donkersloot over de geschiktheid van A. den Doolaard over deze lezing
Verslag in het Algemeen Handelsblad van de lezing
Lezingen aan de Rotterdamse Volksuniversiteit