Kind
A. den Doolaard wordt op 7 februari 1901 in Zwolle geboren en op 14 april 1901 in de Nederlands Hervormde kerk van Heino gedoopt als Cornelis Johannes George (later: Bob) Spoelstra. Zijn voorgeslacht is van vaderszijde afkomstig uit Friesland, van moederszijde uit Zuid-Holland. Van zijn vierde tot zijn zevende levensjaar woont het Nederlands-Hervormde predikantsgezin Spoelstra in Zuid-Afrika. Hierna komt de jonge Cornelis in Den Haag te wonen. Al op jonge leeftijd onderneemt hij lange wandeltochten, en neemt deel aan het Zuid-Hollands kampioenschap hardlopen op de 800 meter. Een jaar nadat zijn vader sterft, slaagt hij in 1919 voor zijn eindexamen HBS met 3 zessen (waarvan 1 voor boekhouden), 4 zevens, 4 achten, 5 negens en 1 tien (voor 'Duitsch').
Boekhouder
Na drie maanden bij een bank gewerkt te hebben, treed hij (ondanks de 6 voor boekhouden op zijn eindexamenlijst) als boekhouder in dienst bij de Bataafse Petroleummaatschappij (BPM). In 1922 is hij betrokken bij de oprichting van de Vereeniging 'Clubhuis te Werve'. Bij deze bedrijfsvereniging in Rijswijk blinkt hij uit in atletiek. Tijdens een internationale sportwedstrijd ontmoet hij een Engels meisje, waarmee hij zich later verlooft. Deze verloving wordt verbroken wanneer blijkt dat ze zijn liefde voor de bergen niet kan delen (zie Liefdesverdriet leidde tot landschapsgedicht). De liefde voor de bergen was ontstaan tijdens een bergtocht met zijn voogd, dr. H.H. Kuyper, zoon van de staatsman Abraham Kuyper.
Vitalist en dichter
"Ik zelf las, schreef, droomde, at en dronk poëzie" zegt den Doolaard later, terugkijkend op zijn jonge jaren. Begin jaren twintig ontmoet hij bij een lezing van Louis Couperus de acteur Albert van Dalsum, met wie hij bevriend raakt. Deze moedigt hem aan zich op de literatuur te storten. Zijn eerste gepubliceerde gedicht, Credo, verschijnt omstreeks 1921 in Het Getij. Al snel volgen andere vitalistische gedichten in diverse literaire tijdschriften en dichtbundels, altijd onder het pseudoniem A. den Doolaard. Met zijn boezemvriend Jan Campert bezoekt hij in het weekend literaire geestverwanten uit de kring rond de tijdschriften De Vrije Bladen en De Gemeenschap: Marsman, Slauerhoff, Werumeus Buning, van Duinkerken, Engelman en Albert Kuyle.
Landloper en Balkanschrijver
Na het lezen van het boek De distels van Baragan van de Roemeense schrijver Panaït Istrati neemt den Doolaard op 27 september 1928 in een opwelling ontslag, en slaagt erin in korte tijd een klein kapitaal erdoor te jagen aan drank, een tweedehands Bugatti, pogingen een filmscenario gedraaid te krijgen en plezierreisjes naar Parijs en Chamonix. Nadat hij een alcoholvergiftiging te boven is gekomen bedwingt hij ten koste van 9 bevroren vingers op 23 februari 1930 de Mont Blanc voor de eerste keer. Hij ontmoet in Chamonix de Parisienne Daisy Roulôt, met wie hij in 1930 in het huwelijk treedt. In 1935 krijgen zij een dochter, Hélène.
Wanneer het geld op is schrijft den Doolaard in korte tijd twee romans, die hij later als mislukt beschouwt. Tijdens een zwerftocht door Frankrijk met zijn vroegere drinkkompaan, de kunsthandelaar en fotograaf Fons Hellebrekers, verdient hij de kost als rozenenter, steenhouwer, druivenplukker, dorser en dokwerker. Hij zwerft weer verder door Europa, zijn geld verdienend als straatfotograaf, reisreportages in het Handelsblad en het Volk, en in de wintermaanden het geven van lezingen in zijn vaderland. De hierbij opgedane ervaringen verwerkt hij in romans, zoals De druivenplukkers, De herberg met het hoefijzer, De grote verwildering en Oriënt-Express. In 1932 ontmoet hij in Bulgarije Vlado Tsjernozemski (geboren als Vantche Kerin), de latere moordenaar (Marseille, 1934) van koning Alexander van Joegoslavië en minister Barthou van Frankrijk.
Begin maart 1933 verblijft den Doolaard met zijn echtgenote in een herberg in Mavrovi Hanovi (Mavrovo), in het westen van Macedonië. Na een skitocht verblijft hij met koorts in bed. Zijn revolver, een Colt, heeft hij ter reparatie afgegeven aan een tweede luitenant van het Joegoslavische leger die in de nabijgelegen kazerne verblijft. Deze officier, Branko Šišić, is echter ook de minnaar van den Doolaards vrouw. Wanneer hij met Daisy op ziekenbezoek gaat bij den Doolaard en hem zijn gerepareerde revolver overhandigt, gaat er een schot af. Šišić wordt in zijn buik getroffen en overlijdt een week later. Het huwelijk met Daisy Roulôt wordt in 1936 ontbonden.
Antifascist
Tijdens een verblijf in Berlijn woont den Doolaard in 1931 bij toeval een nationaal-socialistische bijeenkomst bij, waar hij Goebbels en Hitler hoort spreken. Terug in Nederland wordt hij uitgelachen wanneer hij verklaart de gevaarlijkste man van Europa te hebben gehoord. Bij zijn omzwervingen door Europa en Noord Afrika komt hij steeds meer in aanraking met totalitaire regimes. Hij publiceert een aantal kritische artikelen over de toegenomen onvrijheid in deze totalitaire landen, in 1937 gebundeld in Het hakenkruis over Europa. Door deze en andere fel anti-fascistische artikelen wordt hem de toegang tot een aantal landen (Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk en Italië) ontzegd. In 1937 trouwt hij met de veertien jaar jongere Erie (koosnaam: Wampie) Meijer. Zij diende als inspiratie voor zijn roman Wampie - de roman van een zorgeloze zomer uit 1938.
Erie en Bob Spoelstra, ca. 1937
Vluchteling
Vanuit Vlaanderen, waar ze op het moment van de Duitse inval uit voorzorg verbleven, vluchten den Doolaard en zijn vrouw Erie in mei en juni 1940 per fiets voor de Duitse legers uit naar het zuiden. Twee dagen na de capitulatie staat de Feldgendarmerie al bij zijn moeder aan de deur om te informeren waar haar zoon zich bevindt. In Parijs werkte hij bij de inderhaast in het leven geroepen radio-omroep Vrij Nederland, tot de val van Parijs in juni 1940 een verdere vlucht noodzakelijk maakt. Na bijna een jaar in Vichy-Frankrijk onderdak gevonden te hebben, lukt het ze om via Spanje en Portugal Londen te bereiken. Daar aangekomen vindt Erie werk als secretaresse in dienst van His Majestys Service en den Doolaard bij zeemansomroep De Brandaris. Samen voeren ze ook de eindredactie van het maandblad 'de Wervelwind', dat door de RAF en later ook de USAF boven bezet gebied wordt verspreid.
Radiopresentator
Tijdens de oorlog is Den Doolaard een bekend redacteur en spreker voor de Londense radiozenders De Brandaris en Radio-Oranje. Ook schrijft hij artikelen voor onder meer het Londense weekblad Vrij Nederland. Wanneer hem via Jacques Gans vertrouwelijke kabinetsplannen onder ogen komen met plannen om in het na-oorlogse Nederland de parlementaire democratie tijdelijk op te schorten, richt hij samen met Gans en onder andere Henri Wiessing (zie ook hier) en zijn Radio Oranje-collega Loe de Jong het Comité van Actie tegen het Neo-Fascisme op. De betreffende regeringsplannen, vastgelegd in een Ontwerp-besluit en Uitvoerings-besluit Tijdelijke Bestuursvoorziening, waren door de bohémien en communist Gans ontvreemd uit het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het Comité van Actie tegen het Neo-Fascisme besluit hierop te reageren met het openbaar maken van deze ondemocratische plannen, met een beginselverklaring en een aantal manifesten. In een speciale zitting van het Londense kabinet wordt besloten tot strafmaatregelen tegen de aanstichters van de onrust. Loe de Jong trekt daarop zijn handtekening terug, de rest houdt voet bij stuk. Den Doolaard en een aantal anderen krijgen ontslag, maar al snel wordt dit ontslag door premier Gerbrandy weer ongedaan gemaakt.
Voor zijn werk bij de radio bezoekt den Doolaard in februari 1945 het door de geallieerden onder water gezette Walcheren. In de rang van eerste luitenant wordt hij na de bevrijding als verbindingsofficier gedetacheerd bij de Dienst Droogmaking Walcheren. De gebeurtenissen aldaar zijn in romanvorm vastgelegd in Het verjaagde water (1947).
Reizend reporter
In 1948 is den Doolaard als één der weinige Nederlanders in Praag getuige van de communistische machtsovername. Wanneer dit de hoofdredacteur van de Gelderlander, Louis Frequin ter ore komt, vraagt deze er verslag van te doen in zijn dagblad. Het is het begin van een jarenlange samenwerking. Onderweg naar een correspondentschap in de VS ontmoet den Doolaard in 1949 aan boord van de Nieuw Amsterdam de door hem zeer bewonderde Albert Schweitzer. Terug in Europa vat het gezin het plan op om zich blijvend in Joegoslavië te vestigen, maar ziet hiervan af vanwege de toenemende onderdrukking van de vrije meningsuiting. Uiteindelijk vestigen ze zich in 1954 in Hoenderloo. Wel blijft hij Joegoslavië vrijwel jaarlijks bezoeken, naast reizen naar onder ander de Verenigde Staten, Griekenland, India en Thailand.
Ethisch idealist
Uit afkeer van de wedloop om steeds krachtiger massavernietigingswapens te ontwikkelen is den Doolaard in 1961 betrokken bij de organisatie van de eerste anti-atoomdemonstratie in Amsterdam. Al eerder had hij samen met de fotograaf Cas Oorthuys de documentaire De toekomst in uw handen geschreven om te wijzen op de gevaren van de kernbewapening voor de toekomst van de mensheid. Het filosofische gedachtengoed van de arts, zendeling, organist, filosoof en schrijver Albert Schweitzer, 'de eerbied voor het leven', spreekt hem erg aan.
Naast een aantal romans en, in samenwerking met zijn vriend Cas Oorthuys, een aantal reisboeken, schrijft den Doolaard lange tijd artikelen en columns voor de Gelderlander. Als lid (sinds 1934) en later vice-voorzitter van de internationale vereniging van schrijvers PEN zet hij zich ten volle in voor de verdedigers van het vrije woord in onvrije landen. Begin jaren zeventig richt hij het Schrijvers in Nood-fonds / PEN Emergency Fund op, waarmee hij financiële en humanitaire hulp bood aan schrijvers in gevangenschap. Ook schrijft hij in deze periode het jubileumboek Pers en Persvrijheid voor de Gelderlander. In 1980 verschijnt het pamflet Londen en de zaak Van 't Sant, waarin den Doolaard zijn visie op de persoon en het handelen van Francois van 't Sant (voor en tijdens de tweede wereldoorlog vertrouweling van koningin Wilhelmina) in de zaak Van Vredenburch beschrijft. Tot op hoge leeftijd blijft den Doolaard artikelen voor NRC Handelsblad en, wanneer daartoe aanleiding was, ingezonden brieven schrijven. In interviews toont hij zich nog altijd zeer betrokken bij de situatie in het uiteenvallende Joegoslavië.
Den Doolaard overlijdt op 26 juni 1994 in zijn slaap, en ligt begraven op het kerkhof van de Nederlands Hervormde Heldringkerk in Hoenderloo. Grafsteen is een zwerfkei met als opschrift: "We hebben tussen wonderen geleefd maar we hebben het niet begrepen" (de slotzin uit De goden gaan naar huis).
Het graf van Bob en Erie Spoelstra in Hoenderloo
Monument en musea
In 2006 werd er in het bijzijn van de kinderen en kleinkinderen van A. den Doolaard een monument voor hem onthuld in Ohrid (Macedonië), de plek waar zijn boek De bruiloft de zeven zigeuners uit 1939 is gesitueerd. In Ohrid is sinds 2011 het A. den Doolaard museum van Misho Yuzmeski te bezoeken. In Hoenderloo is eveneens een A. den Doolaard expositie ingericht, in museum De Kleine Arcke.
Bronnen
Den Doolaard beschreef zijn leven en werk in Het leven van een landloper (1958, 1979) en Ogen op de Rug (1971). Verder is voor deze biografie gebruik gemaakt van A. den Doolaard - portret van een kunstenaar van Hans van de Waarsenburg (1982), gegevens van de site van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, de schrijversinfo-site van Mats Beek, en een groot aantal interviews en artikelen. Voor de oorlogsperiode is daarnaast ook geput uit Bewegend portret van H.P.L. Wiessing (1960), Hier Radio-Oranje van H.J. van den Broek ('de Rotterdammer') en Een onaangepast mens van Jacques Gans. In 2007 verscheen Ds. C Spoelstra (1860-1918) - "Niks minder as reg nie!" van Jan W. Meijer, met daarin veel informatie over de vader van A. den Doolaard. Voor de gebeurtenissen in Mavrovi Hanovi is geput uit Dronken van het leven van Hans Olink.